CPT2 deficiëntie (Carnitine palmitoyl transferase 2 deficiëntie)
Synoniemen:
- CPT2-D
- CPT2 deficiëntie/deficiency
- Carnitine palmitoyl transferase 2 deficiëntie
De ziekte
CPT2 deficiëntie is een zeldzame stofwisselingsziekte. Bij CPT2 deficiëntie werkt het enzym carnitine palmitoyl transferase 2 (CPT2) niet of onvoldoende. Dit enzym helpt in het mitochondrion om carnitine van de langeketenvetzuren af te halen. Carnitine is een soort gids voor de langeketenvetzuren om het mitochondrion binnen te kunnen (zie "vetzuuroxidatie"). Als carnitine in het mitochondrion niet kan worden losgekoppeld van het vetzuur, kan het vetzuur niet goed worden afgebroken.
Als de langeketenvetzuren niet goed afgebroken kunnen worden, stapelen ze zich op in de cellen. Dit gebeurt vooral in cellen die een grote energiebehoefte hebben, zoals spiercellen en ook hartspiercellen. Deze ophoping van vetzuren is mogelijk slecht voor de cel, al is het precieze effect nog niet zo goed bekend. Daarnaast kan ook een energietekort voor de cel ontstaan, wanneer alle andere voedingsstoffen zoals suikers, korte en middellangeketenvetzuren op zijn. In periodes van koorts, lang niets eten of langdurige, zware inspanning, kunnen de spiercellen beschadigen en zelfs worden afgebroken, dit heet rhabdomyolyse. De exacte oorzaak van de rhabdomyolyse is nog niet bekend.
De werking van het enzym CPT2 en wat er gebeurt wanneer dit enzym niet of onvoldoende werkt, is goed uit te leggen met het voorbeeld van een hout gestookte energiecentrale, zoals is weergegeven in de onderstaande afbeelding. Boomstammen van verschillende lengtes (de langeketenvetzuren) worden per kar (carnitine) de energiecentrale (het mitochondrion) binnengebracht. Voordat de lange boomstammen in kleinere stukken kunnen worden gezaagd (met behulp van andere enzymen), moeten ze van de kar af worden gehaald door het enzym CPT2. In het geval van CPT2 deficiëntie worden de boomstammen niet of onvoldoende van de karren afgehaald. Er komen te veel karren met boomstammen op het terrein van de energiecentrale en in de energiecentrale te staan, omdat er nog wel nieuwe karren met boomstammen worden aangevoerd (er is stapeling van langeketenvetzuren in de cel). Doordat er onvoldoende losse boomstammen in kleinere stukken kunnen worden gezaagd, krijgt oven krijgt minder brandstof en gaat zachter branden (er ontstaat een energietekort).
Klachten / symptomen
Niet alle patiënten met CPT2 deficiëntie hebben evenveel last van hun aandoening. Er zijn kinderen die al snel na de geboorte klachten hebben van bijvoorbeeld suf worden en slecht drinken, lage bloedsuikers, spierafbraak en soms hartproblemen, zoals hartritmestoornissen en/of een verwijde of verdikte hartspier. Er zijn ook patiënten die (bijna) helemaal geen klachten hebben, of alleen klachten tijdens periodes waarin het lichaam veel energie nodig heeft, zoals tijdens en na zware inspanning, koorts en lang niets eten. Meestal gaat het dan om spierklachten. De klachten kunnen per patiënt verschillen van milde spierpijn tot zeer ernstige spierklachten, veroorzaakt door de afbraak van spiercellen (rhabdomyolyse). De afbraakproducten van de spieren kunnen in de bloedbaan terecht komen en via de nieren ook in de urine. De urine kan dan rood of zelfs cola-kleurig worden. Als dit in grote hoeveelheden gebeurt, kunnen de nieren beschadigen.
Sommige patiënten hebben last van epilepsie, concentratiestoornissen en/ of leerproblemen. Dit wordt niet direct door de problemen in de vetzuurverbranding veroorzaakt, maar is het gevolg van zeer lage bloedsuikers (hypoglykemie) tijdens een ontregelde periode, vaak in het eerste levensjaar. De hersencellen zijn erg gevoelig voor energietekort dat wordt veroorzaakt door de lage bloedsuikers en kunnen als gevolg daarvan schade oplopen.
Diagnose
Tijdens de hielprikscreening wordt er gekeken naar de acylcarnitines in het bloed. Acylcarnitines zijn vetzuren die gekoppeld zijn aan carnitine. Als de waardes afwijkend zijn en passen bij een mogelijke CPT2 deficiëntie, zal de baby worden doorverwezen naar een kinderarts die gespecialiseerd is in stofwisselingsziekten om verder onderzoek te doen of er daadwerkelijk sprake is van CPT2 deficiëntie. Het is bijna altijd mogelijk om binnen een aantal weken met zekerheid vast te stellen of uit te sluiten of een kind een (lange-keten-) vetzuuroxidatiestoornis heeft.
De diagnose CPT2 deficiëntie kan worden gesteld door de werking van het enzym carnitine palmitoyl transferase 2 (CPT2) te meten in cellen van de patiënt. Daarvoor wordt meestal een stukje huid afgenomen (biopt). Ook wordt onderzocht of er een mutatie, een fout in het erfelijk materiaal, aanwezig is, die CPT2 deficiëntie kan veroorzaken.
In het erfelijk materiaal van de ouders kan worden onderzocht of zij drager zijn van de mutatie die bij hun kind de ziekte heeft veroorzaakt. Als er meer kinderen in het gezin zijn, worden zij meestal ook onderzocht.
Behandeling en zorg
CPT2 deficiëntie is niet te genezen, maar symptomen kunnen (deels) worden voorkomen met een dieet. Patiënten die niet zoveel last hebben van hun aandoening kunnen een vrijwel normale voeding gebruiken, terwijl iemand die veel last heeft een aangepast dieet zal moeten volgen om klachten te proberen te voorkomen. Een aangepast dieet kan bestaan uit een beperking van langeketenvetzuren in de voeding en een toevoeging van middellangeketenvetzuren.
Daarbij is het voor iedereen met een vetzuuroxidatiestoornis belangrijk dat ze niet te lang te lang niets eten of drinken. Er wordt daarom vaak een ‘maximale vastentijd’ afgesproken met de arts. Dit is de maximale tijd dat er tussen twee maaltijden mag zitten. In plaats van een tussendoortje of maaltijd, kan er ook een koolhydraatrijke drank worden genuttigd. De maximale vastentijd wordt in periodes van ziekte, wanneer het lichaam veel energie nodig heeft, minstens gehalveerd. Dit betekent dat je twee keer zo vaak (of vaker) iets moet eten of drinken. Daarbij kan eventueel gebruik worden gemaakt van extra inname van koolhydraten in de vorm van dextrine maltose (Fantomalt).