vetzuuroxidatie.nl

vetzuuroxidatie.nl
UMCU AUMC

OCTN2-deficiëntie (Organic cation transporter deficiëntie)

Synoniemen:

De ziekte

De organic cation transporter (OCTN2) is een eiwit dat carnitine vanuit het bloed de cel in brengt. Ook haalt OCTN2 carnitine terug uit de urine, zodat er niet teveel van wordt uitgeplast. Bij OCTN2- deficiëntie werkt dit eiwit niet goed, waardoor carnitine niet voldoende de cel in wordt gebracht en er teveel carnitine wordt uitgeplast. Hierdoor krijgen patiënten een tekort aan carnitine. Carnitine is een soort gids: het zorgt ervoor dat vetzuren het mitochondrion binnen kunnen komen (zie "vetzuuroxidatie"). Als carnitine de cel niet in kan komen, kan het ook geen vetzuren het mitochondrion in brengen. Hierdoor kunnen vetzuren dan ook niet worden afgebroken om energie vrij te maken in het mitochondrion. OCTN2 deficiëntie is een zeldzame stofwisselingsziekte. Er zijn enkele tientallen patiënten bekend met deze aandoening in Nederland.

De werking van het enzym OCTN2 en wat er gebeurt wanneer dit enzym niet of onvoldoende werkt, is goed voor te stellen als in het voorbeeld van een hout gestookte energiecentrale, zoals is weergegeven in de onderstaande afbeelding. Boomstammen van verschillende lengtes (de langeketenvetzuren) worden per kar (carnitine) de energiecentrale (het mitochondrion) binnengebracht. Het enzym OCNT2 is nodig om de karren door het hek het terrein van de energiecentrale op te brengen. Bij OCNT2 deficiëntie worden er geen of te weinig karren het terrein van de energiecentrale op gebracht, waardoor er niet genoeg karren zijn om de boomstammen de energiecentrale in te vervoeren. De oven in de energiecentrale krijgt hierdoor minder brandstof en gaat zachter branden (er ontstaat een energietekort).

Klachten / symptomen

De klachten die bij OCTN2 deficiëntie kunnen optreden zijn erg wisselend. Zo kunnen er klachten ontstaan van lage bloedsuikers, leverproblemen, spierpijn en/of -zwakte en hartproblemen, zoals een verwijde of verdikte hartspier en/of ritmestoornissen. De meeste patiënten ontwikkelen gelukkig nooit klachten. Wanneer patiënten behandeld worden, treden er in principe geen klachten meer op.

Op dit moment is het voor artsen nog niet goed mogelijk om te voorspellen wie er klachten zal krijgen en wie niet. Er wordt nu wetenschappelijk onderzoek gedaan om beter te kunnen voorspellen wie klachten krijgt en behandeling nodig heeft, en wie geen klachten zal ontwikkelen.

Diagnose

Sinds 2007 is het mogelijk dat OCTN2 deficiëntie als bijvangst van de hielprikscreening wordt gevonden in baby’s of hun moeders. Dat komt omdat bij het screenen op andere vetzuuroxidatiestoornissen gekeken wordt of de baby te weinig carnitine in het bloed heeft. Als dit gevonden wordt, kan dat komen doordat de baby OCTN2 deficiëntie heeft.

Met de hielprikscreening is het ook mogelijk om de ziekte in moeders aan te tonen. Baby’s krijgen tijdens de zwangerschap carnitine van de moeder. Wanneer de moeder door OCTN2 deficiëntie te weinig carnitine heeft kan zij ook niet voldoende carnitine aan de baby doorgeven. Hierdoor zal de baby bij de hielprikscreening te weinig carnitine in het bloed hebben en worden opgespoord. Daarom wordt bij baby’s met deze hielprik-uitslag ook bloed van de moeder geprikt.

In 2015 is door de minister van Volksgezondheid afgesproken dat baby’s nu ook officieel op OCTN2 deficiëntie gescreend mogen worden met de hielprikscreening. Met behulp van het onderzoek dat hierboven beschreven wordt (Klachten/symptomen), wordt gekeken hoe het beste op deze ziekte gescreend kan worden.

Als er te weinig carnitine in het bloed wordt gevonden, kan de diagnose OCTN2 deficiëntie gesteld worden via DNA onderzoek. Er wordt dan gekeken of er mutaties in het gen zitten dat de code bevat voor OCTN2 (zie ook "erfelijkheid"). Meestal wordt het DNA uit bloedcellen gehaald, maar dit kan ook uit het huidbiopt. DNA-onderzoek duurt vaak 3 tot 4 maanden. Vaak wordt er ook onderzoek gedaan op gekweekte huidcellen van patiënten om te meten hoe goed het OCTN2-eiwit nog werkt. Hiervoor is een huidbiopt nodig.

Behandeling en zorg

OCTN2 deficiëntie is niet te genezen. Wel kan carnitine als behandeling worden gegeven om de symptomen te voorkomen. Bij sommige vetzuuroxidatiestoornissen kan de ziekte worden behandeld met een vetarm dieet met dieetpreparaten als aanvulling. Patiënten met OCTN2 deficiëntie hoeven geen dieet te volgen, de behandeling bestaat alleen uit het dagelijks gebruiken van carnitine.

Patiënten met een OCTN2 deficiëntie kunnen met een goede behandeling normaal volwassen worden en zelf kinderen krijgen. Het hangt van hun partner af of hun kinderen de ziekte ook zullen hebben. Als de partner de genafwijking wel heeft, is er 50% kans op een ziek kind en 50% kans op een gezond kind dat wel drager is. Wanneer de partner geen familie is, is de kans dat hij of zij dezelfde genafwijking heeft, zeer klein.